Door de aanhoudende wachtlijsten bij de ggz is het ook drukker bij de praktijkondersteuner huisartsenzorg ggz (poh-ggz). De wachttijden lopen op, zeggen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Landelijke Vereniging POH-GGZ.
De poh-ggz wordt sinds 2008 ingezet om patiënten met psychische of psychosociale problemen te helpen. De praktijkondersteuner richt zich vooral op het geven van advies en voorlichting en op kortdurende behandelingen. Als het nodig is, worden de patiënten doorverwezen naar de reguliere en specialistische ggz.
Uit de in januari gepubliceerde
Monitor Toegankelijkheid van Zorg van de NZa blijkt dat de wachtlijsten recent fors zijn opgelopen. Specifieke cijfers heeft de NZa niet, zegt een woordvoerder desgevraagd. Er zijn alleen signalen uit het veld, bijvoorbeeld van huisartsen, die zeggen dat er meer vraag is naar de poh-ggz en dat de wachttijden oplopen.
De oorzaak daarvan ligt volgens de NZa in de toegenomen vraag naar psychische zorg door de coronacrisis. "Daardoor lopen de wachttijden op, ook bij de poh-ggz", aldus de woordvoerder.
Voorzitter van de Landelijke Vereniging POH-GGZ Kawa Al Ali beaamt de stijging, maar plaatst hierbij wel de kanttekening dat het al jaren druk is bij de poh-ggz. "We doen al jarenlang onderzoek, en dat beeld komt eigenlijk steeds weer naar voren."
Overbruggingszorg om wachttijd bij ggz op te vangen
Wat het afgelopen jaar wel echt opvalt, is dat de poh-ggz steeds meer probeert op te vangen nu de wachtlijsten bij de ggz verder aan het oplopen zijn, zegt Al Ali. "Langere wachttijden bij de ggz druipen automatisch door naar langere wachttijden bij de poh-ggz." Zo vangt de praktijkondersteuner ook mensen op die op de wachtlijst bij de ggz staan en de tijd willen overbruggen.
Dat ziet ook de NZa. "Patiënten blijven langer in de behandeling bij de poh-ggz, omdat ze door de oplopende wachtlijsten (nog) niet terechtkunnen in de tweede lijn (ggz, red.)".
Door deze zogenoemde "overbruggingszorg" neemt ook de werkdruk voor poh-ggz-medewerkers toe, concludeerde de belangenvereniging vorig jaar al in een
onderzoek samen met het Trimbos-instituut.