Een redelijke consultduur zit tussen 30-45 minuten. Voor een eerste contact/intake is dat 45-60 minuten. Deze tijd is inclusief verslaglegging.
De lengte van een consult verschilt echter per patiënt en is natuurlijk sterk afhankelijk van de inhoud van het contact. In het kader van zelfmanagement of begeleide zelfhulp (e-health) kan een kort contact van zo'n 15 minuten zelfs aangewezen zijn.
Enige ruimte in de agenda is noodzakelijk om de POH-GGZ de mogelijkheid te geven zijn werkzaamheden naar behoren te kunnen indelen.
Hoe de dag- en weekindeling eruit ziet hangt niet alleen af van de patiënten die u spreekt, maar ook van de kwaliteitstrajecten waarbij u betrokken bent, zoals inzet op specifieke patiëntenpopulaties of op preventietaken. En bijvoorbeeld van de taken die u namens de huisarts uitvoert in de wijk; contact met FACT-teams, met de wijkverpleegkundige, buurtteam en dergelijke. Kortom, denk niet alleen na over een reële dagindeling, maar ook over de tijd die u gedurende een werkweek nodig hebt voor deze zaken.
Het eerste consult wordt vaak ingepland door de huisarts zelf of door de assistente. Daarna zal de POH-GGZ zelf meestal de vervolgafspraken inplannen. Overleg met de huisarts, het doorspreken van patiënten, gaat in de praktijk vaak ad hoc. Ons advies is om hiervoor maandelijks in elk geval minimaal een half uur in te plannen.
Het is van belang dat de POH-GGZ ruimte heeft om het samenwerkingsnetwerk te verkennen, vakliteratuur bij te houden en nascholing te volgen. .
Aan intervisie besteedt u ongeveer 1,5 uur-2 uur per 6-8 weken. Supervisie gaat in overleg met de werkgever.
POH's-GGZ werken in het HIS (huisartseninformatiesysteem) met de S.O.E.P. regels. De SOEP-systematiek is een hulpmiddel om structuur aan te brengen in een deelcontact. De letters geven aan wat er in de verschillende regels, vaak als vrije tekst, moet worden vastgelegd. Het is niet noodzakelijk om bij elk contact met de patiënt alle SOEP-regels te vullen. Hieronder staat per regel van de SOEP-systematiek wat vastgelegd moet worden.
S is Subjectief: de klacht en hulpvraag van de patiënt en de anamnestische gegevens.
O is Objectief: de resultaten van lichamelijk en aanvullend onderzoek.
E is Evaluatie: de werkhypothese, differentiaaldiagnose of conclusie van de zorgverlener.
P is Plan: het diagnostisch plan of het behandelplan, het beleid op korte termijn en de gegeven voorlichting, inclusief aangereikt schriftelijk informatiemateriaal. Verder staat hier wat met de patiënt is besproken of afgesproken.
M.b.t. verwijzingen en verslaglegging maakt u afspraken met de huisarts.